Vorige week koos Robert Kennedy Jr., die als onafhankelijke kandidaat meedoet aan de Amerikaanse presidentsverkiezingen, een running mate, de puissant rijke Nicole Shanahan, ex van een Google-oprichter. Behalve zijn naam is Kennedy gekend voor zijn anti-vaccinatiestandpunten en interesse in samenzweringen. De 38-jarige Shanahan heeft vergelijkbare standpunten maar vooral moet ze de financiën leveren om in alle vijftig staten op het stembiljet te komen. In sommige peilingen haalt de zoon van de in 1968 vermoorde Robert Kennedy wel tien procent van de stemmen. Kan hij het Biden of Trump nog lastig maken?
Nog los van Kennedy’s stellingnames moeten we vaststellen dat het Amerikaanse politieke systeem bijzonder onvriendelijk is voor derde partijen of onafhankelijke kandidaten. Alles in het Amerikaanse systeem stuurt in de richting van twee partijen, met voor de kiezers een eenvoudige keuze voor de een of voor de ander. Dat geldt voor presidentsverkiezingen met dat rare kiesmannensysteem, maar ook voor elke verkiezing in de districten van afgevaardigden voor het Congres. Wie de meerderheid haalt, wint en dan doet het aantal stemmen van je tegenstander er niet toe. Een derde partij kan de zaak laten ontsporen, maar het valt niet mee om als derde zelf te winnen.
De twee partijen, Democraten en Republikeinen, hebben het systeem behoorlijk dichtgetimmerd, al was het maar omdat zij op staatsniveau bepalen wat de regels zijn om op een stembiljet te kunnen staan, zowel bij de presidentsverkiezingen als bij voorverkiezingen voor de partijen. Het wordt nieuwkomers niet gemakkelijk gemaakt en dat geldt des te sterker voor een nieuwkomer die niets meer heeft te bieden dan zijn persoon.
De geschiedenis van derde partijen biedt weinig hoop op succes. Zo kreeg een socialistische partij in Amerika nooit voet aan de grond, ondanks sterke vakbonden, arbeidsonrust en klemmende sociale problemen aan het einde van de negentiende eeuw. Hun bekendste politicus was Eugene Debs, die in 1904, 1908, 1912 en 1920 meedeed aan de presidentsverkiezingen. Zijn beste resultaat haalde hij in 1912 met zes procent van de stemmen.
Dit was ook het jaar dat oud-president Theodore Roosevelt brak met de Republikeinse Partij die hem niet wilde nomineren in plaats van zijn opvolger, zittend president William Taft. Hij haalde 27 procent van de stemmen, meer dan Taft, maar het bracht de Democraat Woodrow Wilson in het Witte Huis. In 1916 liet Roosevelt zijn partij stikken; hij overleed in 1919.
In 1948 leidde de Democratische senator Strom Thurmond een partij die uitsluitend was toegewijd aan het behoud van de rassensegregatie, de Dixiecrats. Hij won vier zuidelijke staten, 39 kiesmannen. Dat was niet voldoende om president Harry Truman van de absolute meerderheid af te houden, maar hij liet zien wat de bedoeling was van een derde kandidaat: zorgen dat niemand kon winnen, waardoor volgens de grondwet het Huis van Afgevaardigden moet beslissen. In dat proces heeft elke staat een stem, bepaald door de meerderheid van de afgevaardigden van een staat. Bij de onderhandelingen daarover zou een derde kandidaat dan eisen kunnen stellen, dat was althans het idee.
Pas in 1968 zien we weer een serieuze derde kandidaat, ook dit keer een segregatie-propagandist uit het zuiden, gouverneur George Wallace van Alabama, tot dan toe een Democraat. Hij zette een populistische campagne op, inspelend op rassenproblemen en ongenoegen van de witte arbeiders in het noorden, waar de eerste tekenen van industrieel verval voelbaar werden. Deze voorloper van Donald Trump haalde vijf zuidelijke staten en 46 kiesmannen, maar kon Richard Nixon niet afhouden van de absolute meerderheid al bracht hij schade toe aan de Democraat Hubert Humphrey.
In 1980 haalde de Republikein John Anderson, die Ronald Reagan te conservatief vond, een respectabele 6,6 procent. Meer gewicht in de schaal legde de Texaanse zakenman Ross Perot, met name in 1992. Hij voerde een heel persoonlijke campagne: Perot had veel geld en een hekel aan president Bush. De Texaan slaagde erin om in alle staten op het kiesbiljet te komen (wat veel geld kost voor vrijwilligers, vandaar ook Kennedy’s keuze voor Shanahan) en hij maakte van begrotingstekorten en het vrijhandelsverdrag met Mexico en Canada (NAFTA) zijn onderwerpen. In juni leek hij voorop te liggen in de opiniepeilingen, maar hij saboteerde zijn eigen campagne door tijdelijk terug te treden. Na terugkeer scoorde hij een respectabele 18,6 procent maar die was zo evenwichtig verdeeld over alle staten dat Perot er geen enkele kiesman aan overhield. In 1996 probeerde Perot het nog een keer, maar tegen de zittende president Clinton haalde hij nog maar 8,4 procent.
Het is niet zeker hoeveel schade George Wallace in 1968 Hubert Humphrey toebracht, maar het is wel zeker dat in 2000 de de consumentenactivist Ralph Nader als kandidaat voor de Green Party in 2000 Al Gore in Florida torpedeerde. Gore had 537 stemmen minder dan George W. Bush toen het Supreme Court het presidentschap aan Bush gaf. Nader haalde in Florida ruim 97.000 stemmen.
Hoewel er altijd derde partijen meedoen aan de verkiezingen (Greens, Communisten, Socialisten, Libertarians en anderen) is er nooit een partij of derde kandidaat zo doorgebroken dat hij of zij kon winnen. Zelfs de beoogde blokkade van beide kandidaten zodat het Huis moet beslissen is in de moderne tijd nooit bereikt.
De afgelopen jaren probeerde anti-Trump activisten die Biden te progressief vonden een derde partij op te zetten onder de vlag No Labels. Dat ze uiteindelijk niemand bereid vonden om namens hen te kandideren geeft al aan hoe moeilijk het is als derde partij mee te doen – nog afgezien van de problematische registratie in alle vijftig staten. Het vergt geen grote voorspellende gaven om te verwachten dat derde kandidaten als Robert Kennedy Jr. of Jill Stein, de kandidaat van de Greens, dit jaar erg veel invloed zullen hebben, al zouden ze in swing states, waar een paar duizend stemmen het verschil maken, de doorslag kunnen geven. Veel waarschijnlijker is dat kiezers, gegeven wat er in 2024 op het spelt staat, in november geen risico zullen nemen.
En wat derde partijen betreft, veel slimmer dan een persoonlijke vanity campagne op te zetten is het om een van de bestaande partijen over te nemen. We zijn het vergeten, maar Donald Trump werd in 2016 bij de Republikeinse debatten tijdens de voorverkiezingen expliciet gevraagd of hij een derde partij zou opzetten als hij de nominatie niet kreeg. Trump being Trump gaf geen antwoord. En inmiddels heeft hij als couppleger en multi-aangeklaagd crimineel de Republikeinse Partij overgenomen. Hij voelde goed aan hoe laf zijn partijgenoten waren en zijn. Lees daarover ook het recente artikel in the Atlantic.