Voor mij blijft de woensdag overleden Henry Kissinger altijd de moreel onthechte, of misschien moreel gehandicapte, bedrijver van brute belangenpolitiek. Hij zelf verkocht het, niet zonder succes, als realpolitik, maar het was gewoon machtspolitiek, helder en puur, zonder moraal of het moest zijn dat Amerikaanse belangen alle andere te boven gingen. Zijn patroon Richard Nixon kende geen grenzen, Henry Kissinger was wel de laatste om die de president te vertellen dat die er wel degelijk waren.
Vietnam, Cambodja en Chili zijn de grootste maar niet de enige bloedvlekken op de statige mantel die Kissinger de staatsman zichzelf had aangemeten. Iedereen wist dat de oorlog in Vietnam voor Amerika een verloren zaak was toen Nixon in januari 1969 aantrad. Maar in het patroon van Koude Oorlogs nutteloos macho gedrag, beslisten de president en zijn adviseur dat het aanzien van de VS eronder zou leiden als dat te snel werd erkend. Om de smadelijke aftocht cachet te geven werd de oorlog nog vier jaar opgerekt, met tienduizenden Amerikaanse en honderdduizenden Vietnamese doden, tot in 1972 een akkoord werd gesloten dat niet materieel anders was dan wat in 1968 op tafel lag. Wat de heren wilden was ‘a decent interval’ zodat de ineenstorting van Zuid-Vietnam, die in 1975 zou plaatshebben op enige afstand van het Amerikaanse optreden gebeurde. Ze hielden niemand voor de gek en richtten onmeetbare schade aan.
In de tussentijd hadden ze ook de Amerikaanse democratie verder ondermijnd door geheime bombardementen op Cambodja, waar een militair regime aan de macht werd geholpen dat corrupt en incompetent bleek. De Rode Khmer kreeg zo vrij baan en vanaf 1975 werd Cambodja de ‘killing fields’ waar twee miljoen mensen werden vermoord. Kissinger sliep er niet minder om. Dat hij na een ‘vrede’ die vier jaar en honderdduizenden doden later werd gesloten dan nodig, de Nobelprijs voor de Vrede kreeg was een aanfluiting. De Noordvietnamese onderhandelaar Le Du Tho had wel de morele integriteit om de prijs te weigeren.
Dit was ook het tijdperk van Amerikaanse interventies om autoritaire regimes aan de macht te helpen of te houden. In Chili hielp Kissinger een moorddadige dictator aan de macht. Generaal Pinochet kreeg de vrije hand om met zijn militairen de democratische gekozen regering van Salvador Allende omver te werpen. Ook hier prevaleerde Koude Oorlogs denken over welke morele overweging dan ook.
Maar, zeggen de fans van Henry Kissinger, kijk naar China, kijk naar detente. Inderdaad was het een fraai staaltje van het uitspelen van China en de Sovjet Unie tegen elkaar. We mogen echter niet vergeten dat de kilte met het China van Mao jarenlang in stand was gehouden door Nixon, als president in afwachting. Wie een opening suggereerde kreeg met hem te maken, tot hij zelf belang had bij die opening. Nixon was hier de aanjager. In de aanloop naar de opening gebruikte Kissinger Pakistan als tussenstop. Daarbij sloot hij de ogen voor Pakistaans geweld in Bangla Desh, dat zich net afgescheiden had. Zijn Chinese missie moest niet in gevaar komen.
Als Harvard professor had Kissinger zich eind jaren vijftig vooral bezig gehouden met de nucleaire dreiging, de NAVO en Amerikaanse strategie in de breedste zin. Hij werd een protogé van Nelson Rockefeller maar toen die gematigde Republikein politiek uitgerangeerd raakte, bood Kissinger zijn diensten aan aan Richard Nixon. Na Nixons aantreden trad het duo veelal gezamenlijk op, waarbij Kissinger, zoals de bandopnames bewezen, soms Nixons slechtste kwaliteiten versterkte, soms de president weerhield van verdere onzin, en altijd bereid was Nixon naar de mond te praten en diens anti-semitische uitingen te accepteren.
Voor de wereld werd Kissinger het gezicht van de Amerikaanse buitenlandse politiek. Toen Nixon in het Watergate moeras verzeild raakte, rekende menig Amerikaans politicus (en menige Europeaan) erop dat Kissinger het schip recht zou houden. Tijdens de oorlog in het Midden Oosten in 1973 nam Kissinger het initiatief om de nucleaire dreiging naar de Sovjet Unie te verhogen zonder Nixon te raadplegen (de president die niet tegen drank kon, had waarschijnlijk een whiskey op).
Kissinger was een meester in het bureaucratische spel in Washington. Als Nationale Veiligheidsadviseur was het zijn taak om beleid te coördineren, in de praktijk runde hij het buitenlands beleid vanuit het Witte Huis. De minister van Buitenlandse Zaken en die van Defensie hadden vaak het nakijken. Toen Kissinger na Nixons aftreden onder president Ford ook minister van Buitenlandse Zaken werd, keerde het hele bureaucratische apparaat zich tegen hem en bleek hij aanzienlijk minder effectief dan verwacht. In de loop van de jaren zeventig, toen detente door neoconservatieve haviken werd aangevallen, werd Kissinger een probleem voor president Gerald Ford.
Na Ford zou Kissinger nooit meer een officiële positie bekleden. Hij zette een consultancy op voor buitenlands advies en gaf ook zonder betaling of opdracht advies aan opeenvolgende presidenten en ministers. Ondertussen schreef hij in drie kloeke delen de eerste versie van de geschiedenis van zijn optreden in de regering Nixon, boeken waarbij sindsdien behoorlijk wat kanttekeningen zijn gezet.
Eens in de zoveel tijd publiceerde Kissinger een boek met doorwrochte essays. Twee boeken springen eruit. Met On Diplomacy schreef Kissinger een standaardwerk over diplomatie, met On China een van de meest inzichtelijke boeken (toentertijd) over de ontwikkelingen in China en hoe om te gaan met het regime. Bijna altijd had Kissinger iets interessants te vertellen. Zijn prestaties als veiligheidsadviseur zullen altijd donker gekleurd blijven door Vietnam, Cambodja en Chili, meer dan de vluchtige successen van detente en het machtsspel met China en de Sovjet Unie.
Het blijft pijnlijk dat in vrijwel alle koppen in vrijwel alle kranten wordt gerefereerd aan Kissinger, diplomaat en Nobelprijswinnaar. Ik geef toe het klinkt beter dan Kissinger, machtspoliticus zonder morele grenzen.
Voor een uitstekende samenvatting van Kissingers morele vacuüm verwijs ik u naar The Guardian.