Het lijkt erop dat de bekendste voorverkiezingen voor de presidentiële nominatie in 2024 niet in Iowa en New Hamsphire gaan plaatsvinden. Althans niet bij de Democraten. Onder luide protesten van beide staten praatte het Democratic National Committee (DNC) deze week over een verandering die ertoe moeten leiden dat South Carolina begint op 3 februari, gevolgd door New Hampshire en Nevada op 6 februari, Georgia op 13 februari en Michigan op 27 februari. Vergeet Iowa. (Wie diep wil lezen, ga naar Politico)
Het idee is dat zo een spreiding over het land plaatsvindt maar vooral ook een betere afspiegeling van het electoraat. In Iowa zijn de arbeiders immers dun gezaaid en dat geldt ook voor New Hampshire, terwijl beide staten onevenredig blank zijn. De Republikeinen hebben Iowa en New Hampshire al als eerste staten aangewezen, maar staan open voor Michigan in het vervolg. Het kan allerlei coördinatieproblemen opleveren: staten hebben niet graag twee dagen van verkiezingsorganisatie.
Om te zien waar we vandaan komen, moeten we terug naar 1970, het jaar dat het huidige systeem van voorverkiezingen voor de presidentskandidaten in Amerika werd ingevoerd. Het werd door de Democraten geëntameerd nadat in 1968 hun kandidaat Hubert Humphrey de nominatie won zonder ook maar één voorverkiezing te winnen. De kandidaten die dat wel deden, Eugene McCarthy en Robert Kennedy, kwamen er op de conventie in Chicago niet aan te pas. Kennedy had McCarthy de pas afgesneden en was daarna zelf vermoord. Op die afgrijselijke conventie in de stad van de knuppelende politie, opgejuind door burgemeester Daley, bleek dat de macht van de partijbaronnen gebroken moest worden.
In reactie daarop werd een systeem van voorverkiezingen opgezet dat de kiezer het laatste woord gaf. Het was niet zo dat er tevoren geen voorverkiezingen waren – John F. Kennedy won er een in West Virginia, ten bewijze van de verkiesbaarheid van een katholiek – maar de meeste gedelegeerden die op de conventie de dienst uitmaakten waren partijbonzen of mensen die gecontroleerd werden door hun gouverneur. Bij de conventies van 1964 en 1968 waren er ook problemen met afgevaardigden die door de racisten in hun meestal zuidelijke staat monddood gemaakt werden.
Na de chaotische conventie in 1968 zetten de Democraten een commissie op geleid door senator George McGovern die aanbevelingen eed hoe het systeem zo te veranderen dat meer kiezers zouden opkomen en die kiezers ook meer te zeggen hadden. De burgers kregen het voor het zeggen in een mengeling van caucuses, partijbijeenkomsten waar de kiezers in persoon naar toe moesten, en gewone voorverkiezingen. De Republikeinen treuzelden maar gingen mee met de veranderingen, al hanteerden zij de regel dat de winnaar in een staat alle gedelegeerden kreeg, zelfs als hij geen meerderheid haalde.
Senator George McGovern was de eerste die het systeem gebruikte om in 1972 de presidentskandidaat te worden. In 1976 zag een onbekende gouverneur van Georgia de mogelijkheden. Jimmy Carter liep stad en land af, en vooral Iowa en New Hampshire, de twee eerste staten die wat beslisten, om lokale steun te verwerven. Hij won de nominatie en in november 1976 ook het presidentschap. Via voorverkiezingen had gouverneur Ronald Reagan van Californië bijna zittend president Gerald Ford onderuit gehaald.
Het systeem is op allerlei punten aangepast, onder meer door Super Tuesdaysin te lassen waarop verscheidene staten tegelijkertijd kiezen. In de 21ste eeuw werd ook weer een systeem ingevoerd waarbij de partijbonzen een flink deel van de gedelegeerden mochten benoemen. Het hielp Hillary Clinton in 2008 niet, in 2016 wel. Bernie Sanders werd niet moe te klagen dat het establishment van de partij hem de voet had dwarsgezet (niet geheel onterecht, overigens).
De wens van Iowa en New Hamphire om de rol van voortrekkers te spelen (en de bijbehorende status en aandacht – zie mijn wat ouder artikel: New Hampshire, een keer in de vier jaar wereldberoemd) is begrijpelijk. Maar het is goed om het huidige systeem eens flink overhoop te gooien.
Lang verhaal kort: Iowa, een staat met een caucus, een vorm die vereist dat je goed georganiseerd bent en bereid bent busladingen studenten aan te voeren om de zaak op poten te krijgen, werd de eerste staat die een schifting in het veld aanbracht. De Republikeinen doen geen caucusen, maar hebben wel voorverkiezingen, meestal op dezelfde dag dat de Democraten kiezen. Zo negeerde Ronald Reagan in 1980 Iowa, vertrouwend op een overwinning in New Hampshire. Oude Bush won in Iowa en dacht een flinke stap in de richting van de nominatie te hebben gezet, maar werd door Reagan in New Hampshire geblokt.
Talloze kandidaten, vooral bij de Democraten, die in Iowa wonnen bleken geen blijvertjes. Dat geldt ook voor New Hampshire. In 1984 versloeg Gary Hart daar Walter Mondale, een uitdaging neerleggend voor het establishment. In 1992 won de voorloper van Donald Trump, Pat Buchanan, in New Hamsphire. In 2008 won Barack Obama in Iowa en besloten de kiezers dat Hillary Clinton nog een kans verdiende. En, inmiddels vergeten, in 2016 won Ted Cruz nog in Iowa met dank aan de Heer. In 2020 verloor Joe Biden zowel Iowa als New Hampshire.
Overigens kunnen de Republikeinen gewoon hun eigen keuzes maken, al zijn ze wel afhankelijk van de bereidheid van staten om een verkiezingscircus op te tuigen. In 2012 haalden beide partijen hun voorverkiezing in Florida naar eind januari. De Republikeinen hadden tot voor kort een systeem van winner takes all waardoor iemand die overal kleine overwinningen opeen stapelt de nominatie kan krijgen met iets meer dan dertig procent van de uitgebrachte stemmen. John McCain deed dat in 2008 en troefde zo Mitt Romney af, die meer kans gehad zou hebben om Obama af te stoppen. Het hielp ook Trump in 2016 de andere kandidaten vroeg weg te jagen.
Voor de Democraten levert Iowa inmiddels een probleem op. Het is een staat die blank is en vooral platteland, allesbehalve representatief voor het land en evenmin voor de partij. Het electoraat neemt graag een gokje met nieuwe kandidaten. In 2020 had Joe Biden het nakijken, hij moest de schade herstellen in de derde staat van de reeks, South Carolina. Ook New Hampshire is problematisch. Het is een relatief conservatieve Republikeinse staat, de Democratische kiezers zijn ook hier niet representatief.
Toen Iowa in 2020 ook nog eens een zootje maakten van het telsysteem in de gecompliceerde caucusopzet waardoor de uitslag dagen op zich liet wachten, hadden veel Democraten er genoeg van, ook al omdat Iowa in de uiteindelijke verkiezingen een diep rode staat is geworden. De roep om het veranderen van de volgorde van staten bij de voorverkiezingen, met name het terughalen van Iowa en New Hamsphire als ver vooruitlopende staten.
Beide staten hebben met hand en tand hun belangrijke positie verdedigd maar het lijkt erop dat ze dit gevecht gaan verliezen. Dat heeft deels te maken met bovenstaande lang levende bezwaren tegen deze twee frontrunners maar ook met de wens van president Biden om South Carolina de rol van eerste staat in de voorverkiezingsreeks te geven. Biden won daar in 2020 nadat hij in Iowas en New Hampshire mager had gescoord. En ontegenzeggelijk is deze zuidelijke staat met een flinke zwarte gemeenschap stukken representatiever.
Beter nog is Michigan, omdat daar de balans tussen verschillende kiezersgroepen evenwichtiger is. Het is ook een staat met een flinke industriebasis en een stad die daarbij hoort, Detroit. Dat een van de mogelijke kandidaten in 2024, gouverneur Gretchen Whitmer, er vandaan komt, lijkt geen overweldigende rol te spelen.
Terwijl het een goede zaak is dat Iowa en New Hamsphire hun prominente rol kwijtraken, is een kritische noot nodig over de manier waarop president Biden probeert het systeem naar zijn ideeën (lees belangen) in te richten. Biden die net 80 is geworden, beloofde een brug naar een toekomstige generatie te worden. De enige manier om dat te doen is van het toneel verdwijnen. Hillary Clinton joeg al een toekomstige generatie weg door langer te blijven dan ze welkom was (never mind Trump in het zadel te helpen), deze oude man moet niet hetzelfde doen.
De conclusie moet zijn dat terwijl het noodzakelijk is dat het systeem van de voorverkiezingen beter gaat voldoen aan wat het moet doen, namelijk een serieuze, kansrijke kandidaat voor de nominatie opleveren, in een open, eerlijk en beslissend debat, deze vereisten voor een goed verkiezingssysteem worden doorkruist als Biden zelf kandidaat is. Erger nog, los van een generatie die weer in de kou staat (veel prominente gouverneurs), het zou de Democraten een nederlaag opleveren. De Republikein die tegenover de Democraat staat in 2024 zal niet Trump heten. Biden kan dan alleen maar verliezen en dan verliezen we allemaal.
Persoonlijk zie ik uit naar mooie voorverkiezingen zonder de dominante, verspillende rol van Iowa en New Hampshire, met een veelheid aan kandidaten. En nooit meer gedoe over ethanol, een onderwerp waar niemand wat om geeft, en geen corn dogs meer op de Iowa State Fair.