In 1995 schreef Robert Putnam zijn essay Bowling Alone, America’s Declining Social Capital. Vijf jaar later kwam het boek uit. Putnam liet zien hoe clubjes en sociale verbanden waarin mensen elkaar ontmoetten, dingen met elkaar deden, zoals het fameuze bowlen, sinds de jaren zestig waren opgedroogd. Mensen trokken zich terug, individualisme was belangrijker. Kon een samenleving overleven zonder actieve burgers, zonder sociale activiteiten?
Nog even los van de theoretische kanten van het opbouwen en gebruiken van sociaal kapitaal, legde Putnam de vinger op de pols van de moderne Amerikaanse samenleving. Buiten Amerika ging het om andere verbanden die verdwenen en zeker niet om het bowlen dat toch vooral een lokale sport is in de VS. Maar de ontwikkeling was niet veel anders. Het gegroeide internet en de hopeloos verkeerd benaamde ‘social media’ heeft het isolement van de burgers enkel vergroot. Duizenden vrienden, talloze volgers, en geen contact.
Het gemis aan sociale verbanden heeft, denk ik, geleid tot de groei van andersoortige clubjes. Etnische verbanden, tribale groepsvorming, politieke polarisatie, activisme, van onuitspreekbare afkortingen tot Black Lives Matter, van milieubeweging tot anti-abortusactivisme. Mensen lijken graag ergens aan mee te doen, actief te zijn, het gevoel te krijgen ergens bij te horen. Dat veel clubjes bestaan in de afkeer of verzet tegen andere clubjes is wel een fundamenteel verschil met de eerdere tijd die Putman als verdwenen analyseerde. Zijn clubs hadden vooral een positieve uitstraling en hadden voldoende aan zichzelf om te bestaan. Clubs in onze tijd zijn boos.
In een samenleving die sinds de jaren tachtig van Reagan, Tatcher, Wiegel en de onbeschaamde zelfverrijking, via de crisis van 2008 waarin alleen burgers en niet bankiers de rekening kregen, ongelijker en verdeelder is dan ooit, is dit clubisme vooral het afzetten tegen iets geworden. Donald Trump, die intuïve socioloog, een scherpe analist van wat mensen drijft, is zowel het product van deze ontwikkeling als een expressie ervan en een aanstichter van nog veel meer polarisarend onheil.
Zo kom ik bij die truckers. Net als de Gay Parade, Groene Hesjes, Oerol, de boeren die tractoren gebruiken als stormrammen, anti-zwarte piet en pro-zwarte piet activisten, en natuurlijk de anti-vaxxers, zo zijn die zogenaamde vrijheidsstrijders die nu elkaar wereldwijd na¨¨äpen een club-verschijnsel. Je kunt ergens bijhoren, je doet ergens aan mee. Je bent ergens tegen dus je bestaat. Deze truck enthousiasten zijn niet voor ‘de vrijheid’ zoals ze claimen maar gewoon, tegen de wereld, tegen de gevestigde orde, tegen iedereen, tegen alles. Obama, Trudeau, Biden, Rutte: het maakt niet uit, ze vormen attractieve doelwitten. Het maakt letterlijk niet uit. Als er anderen gezeten hadden, waren ze tegen hen geweest al hielp het natuurlijk dat Obama zwart was.
We horen dat de truckers in Canada iets hebben van een langdurige 6 januari opstand. Het lijkt me een slechte vergelijking omdat er daar sprake was van een staatsgreep door de zittende president en zijn kliek, met, zoals we steeds meer zien, serieuze participanten. Maar ik begrijp de vergelijking omdat het net het Trumpisme het gevoel geeft dat je ergens bijhoort, dat je ertoe doet. Die bestormers en demonstranten voelden zich eensgezind in de wens om Mike Pence op te knopen, Nancy Pelosi te vermoorden en het democratisch proces de nek om te draaien. Gezellig, met zijn allen.
Het is natuurlijk niet verrassend dat die Canadese truckers dol zijn op samenzweringsnonsens van het QAnon soort. Evenmin is het opmerkelijk dat de neonazi’s, blanke supremacisten en andere anti-democraten in de VS, inclusief Trump en de meest verwerpelijke van de Republikeinse senatoren, hun broeders (enkel blanke mannen natuurlijk) in Canada steunen in raad en geld. Ook in Nederland en in België waar die truckers op pad zijn, zullen de verbanden met allerlei onfrisse organisaties aan het licht komen.
Kon je bij de boerenprotesten nog enig begrip opbrengen (ik niet overigens, maar ik ben ruimdenkend en sta open voor sentimenten, zelfs onzinnige) voor een beroepsgroep die in een romantische visie van het dagelijks leven onmisbaar is, voor truckers geldt dat natuurlijk niet. Geen idee waarom juist zij in Nederland en België het voortouw nemen, afgezien van het nogal stupide volgen van het voorbeeld van hun Canadese collega’s. Het helpt dat je met trucks kunt blokkeren, doe dat maar eens als de algemene fietsersbond die scooters aan banden wil leggen.
Wat we zien is dus, denk ik, eerder een gezellig samenzijn in activisme – niet ongelijk aan wat mijn generatie in de jaren zestig amuseerde – dan een brede maatschappelijke beweging. De boodschap die deze truckers en het volk wat om hen heen hing was beperkt: we willen onze vrijheid. Meer hebben ze niet, meer zullen ze nooit hebben want ze hebben geen ideeën, ze kunnen alleen maar bij elkaar aansluiten in de leegheid van hun hoofden waarin ‘vrijheid’ rondfladdert in een vacuüm.
Ik heb eindeloos geduld met mensen die van zich laten horen, maar mijn geduld met boeren, truckers en andere lui die zich fysiek opdringen met behulp van hun zwaar metaal, is beperkt. Van mij mag het uitrazen, misschien ergens op een leeg platteland, maar zodra ze het dagelijks leven gaan terroriseren, zoals in Ottawa en zoals zaterdag in Den Haag en vandaag in Brussel en Parijs dreigt, dan moeten we gewoon hard ingrijpen.
We moeten ons niet gek laten maken. Deze kleine clubjes van eenzame zielen die elkaar vinden op obscure websites met idiote doorvertelverhalen zijn niet de reflectie van een grote maatschappelijke groep, of een groot maatschappelijk ongenoegen. Zeker waar ze neigen naar het autoritaire, of zich in de tang laten nemen door anti-democraten en racisten, moeten we ze zoveel mogelijk negeren en aan de wet houden. Vijfhonderd trucks zijn geen volksopstand.