Anders kijken naar conservatisme.

In The New York Review of Books las ik een interessant artikel van de hand van Mark Lilla, die een paar leuke boeken heeft geschreven over liberals en conservatives, met name in de VS. Dit keer schrijf hij over Marion Maréchal, de kleindochter van Jean Marie Le Pen en een van de voorgangsters op rechts. Maar Maréchal is enkel een opstapje voor een analyse van wat er bij niet-extremistisch rechts plaats heeft.

Wat Lilla opmerkt is dat er op Europees rechts meer gebeurt dan alleen xenofobe populistische uitbarstingen. Hij ziet ideeën, met name de ontwikkeling van een coherente ideologie die mobiliseert op basis van woede over immigratie, economische dislocatie, de EU en jaren zestig culturele waarden, en daarvoor een alternatief ontwikkelt.

Lilla ziet een combinatie van een zekere zucht naar community met de nieuwe aantrekkingskracht van geloof, of in elk geval van stabiele waarden die de kerk, een kerk, biedt. Het is niet langer je geloofsrichting die je politiek bepaalt, zegt hij, maar je politiek die helpt bepalen of je jezelf als gelovig identificeert. Het is de wereld van de Hongaarse proto-dictator Victor Orbán, maar dat wil niet zeggen dat iedereen die dictatoriale kant opgaat.

Ik moet zeggen dat deze community zoektocht al zo oud is als, ja, als de jaren zestig. Hippies en hun commune idealen. Guru zoekers in India, Bagwans en andere voddebalen, maar ook, herinner ik me, christen democraten als Balkenende die dweepten met ‘communiatarisme’, zoals onder meer beschreven door Amitai Etzioni, en als probleem genoteerd door Robert Putnam in Bowling Alone. Van links uit past ook Saul Alinsky, de community organizer die door Obama werd gewaardeerd, in deze groep. Al onze problemen, zeggen deze mensen maar ook de nieuwe conservatieven, zijn het gevolg van ons radicaal individualisme.

Lilla’s punt is de behoefte van mensen aan iets van organisch concept van de samenleving. Vaak pakte dat treurig uit met extreem conservatief nationalisme zoals dat Charles Maurras met zijn ‘integraal nationalisme’, de rechtvaardiging van onder meer Vichy. Maar ik denk dat Lila de behoefte eraan wel degelijk goed ziet. Misschien verklaart het wat van de (ogenschijnlijke?) aantrekkingskracht van Baudet en zijn verhalen over het bedreigde nationale hart, over de opzettelijke ondermijning, in zijn ogen, van wat ons als natie verbindt. Never mind dat hij dat bindende niet definieert en zich omringt met een corporale rechtse bull shit sfeer, maar ik denk dat hij wel iets heeft gezien. Niet per se het licht, maar een opening.

Overigens zijn deze burgers met hun afkeer van al te veel verandering gewoon traditioneel progressief in hun sociaal economische idealen – dat wil zeggen, pre-globalisering progressief. Ze zijn niet anti overheid of anti een of andere geloofsgroep (Wilders heeft dat in zoverre onderkend dat hij islamofobie combineert met progressief sociaal beleid, maar hij overschat de kracht van de fobie ((en is zelf er te zeer door gegrepen)) en is niet intellectueel ontwikkeld genoeg om een variant te bedenken – vandaar de ruimte voor Baudet).

Voor sociaal democraten is dit een interessante uitdaging. Hun oorspronkelijke kiezers, welvarend en babyboomend richting pensioen, hebben geen zin meer in verandering, zien allerlei bedreigingen voor hun gevestigde orde. Dat geldt met andere randvoorwaarden ook voor jongere kiezers. De kiezers waarop de sociaal democraten moeten bouwen zijn notoir conservatief in hun denken over samenleving, gemeenschap en samenhang. Individualisme ervaren ze niet als bevrijding zoals onze jaren zestig generatie dat deed maar als een recept voor isolement en atomisering (dat geldt ook voor de voormalig jaren zestig generatie die nu geïsoleerd zit in een verzorgingstehuis en niet meer met een rode roos op 1 mei te palmen is). Bij die zorgzaamheid hoort overigens ook een sterk milieubewustzijn – ook die vorm van conservatisme is bij jongeren populair.

Weldenkend links heeft geen oog voor deze groepen en laat ze over aan menners als Wilders en Baudet, en opportunisten als Buma, die ik in zijn dog whistle-houding veel gevaarlijker acht. Het is de uitdaging om te voorkomen dat deze twee groepen (Trumpisch rechts en Sanders’ links) die verrassend veel gemeen hebben, worden ingepikt door gevaarlijke types als Bannon en Orbán. Ik had het over sociaal democraten voor wie ik de uitdaging zie, vooral omdat ik merk dat binnen de PvdA te weinig aandacht is voor de kloof tussen intellectualistische weldenkendheid met zijn progressieve stokpaardjes en de behoefte van hun mogelijke achterban. Maar Groen Links heeft hetzelfde probleem: spreekt wel aan in milieuconservatisme maar miskent de rest.

Zoals Lilla schrijft heeft ‘links een oude, slechte gewoonte om zijn tegenstanders te onderschatten en hun ideeën weg te verklaren als camouflage voor verwerpelijke houdingen en overtuigingen’. Links is, vat ik samen, zo arrogant om te denken dat wat zij weldenkend vindt en van waarde, door iedereen zo gewaardeerd wordt of moet worden. Het leidt tot afstand, tot maatschappelijke kloven. Zie de PvdA.

Ik vond Lilla’s artikel fascinerend omdat het een aantal onderwerpen waar ik al over aan het denken was in een ander kader plaatste. Doe er uw voordeel mee.

Waarom zou je de bevolking niet twee keer kunnen raadplegen? Omdat ze van mening kunnen veranderen?

Volgens premier May zou een nieuw referendum over al of niet in de EU blijven (of over haar deal of een no deal exit) ‘een vertrouwensbreuk met de bevolking’ betekenen. Dat is de mantra die de Brexit leugenaars, lui als Boris Johnson en Jacob Mogg Rees, al twee jaar verkondigen. 

Never mind dat opportunisme, maar het roept de interessante vraag op: wanneer kan ‘de bevolking’ van mening veranderen of opnieuw gevraagd worden naar zijn mening in het licht van de gevolgen van hun eerste expressie daarvan. Als referenda uitslagen absoluut worden geïnterpreteerd dan ondermijnen ze het argument waarom überhaupt referenda gehouden worden. (Los van het Cameron-argument, namelijk om een einde te maken aan het geëikel binnen zijn eigen partij – een blunder van George W. Bush proporties.)

Sinds het referendum is er een andere premier gekomen zonder dat de bevolking werd geraadpleegd. Toen dat wel gebeurde, verloor ze haar meerderheid. Wie weet wat er nu zou gebeuren als de bevolking geraadpleegd werd.

Maar waarom zou het een vertrouwensbreuk met de bevolking opleveren als je nu een open referendum houdt waarin mensen met kennis van de leugens van beide partijen en een inzicht in de kosten van hun eerste beslissing konden bevestigen dat ze dat werkelijk wilden? Het lijkt mij eerder een teken van wantrouwen van die bevolking als je ervan uitgaat dat ze niet geraadpleegd mogen worden omdat ze dan van mening zouden kunnen veranderen.

Misschien zou zelfs een grote meerderheid (peilingen lijken daar niet op te wijzen maar campagnes veranderen altijd nog meningen) toch in de EU willen blijven. De ontevreden 48 procent nu zou dan worden vervangen door een ontevreden 40 procent dan. Lastiger is het natuurlijk als de balans nu net naar de andere kant doorslaat en 48 procent anderen ontevreden zijn. 

Maar de cruciale vraag blijft: waarom zou je de bevolking niet meerdere malen kunnen raadplegen als je die raadplegingen zo’n betrouwbare peiling vindt van wat de mensen willen?

Bij het verdwijnen van The Weekly Standard, verwelkend orgaan van denkende conservatieven.

In de jaren zeventig en tachtig was The New Republic mijn favoriete Amerikaanse weekblad (naast het Britse The Economist). Interessante, uitdagende artikelen door goede journalisten. Geen dogma’s. Het leidde tot verhalen over neoliberale, neoconservatieve en andere creatieve politici die probeerden om te gaan met de erfenis van de jaren zestig, de kater van de jaren zeventig en Reagans machtsovername. Sinds begin jaren zeventig was de eigenaar Martin Peretz, een hoogleraar aan Harvard met veel geld en een diepe liefde voor Israël. Peretz claimde als eigenaar het recht om zijn eigen stukken geplaatst te krijgen, toen dat steeds minder gebeurde, maakte hij zichzelf hoofdredacteur.

Vanaf 1979 wisselden Michael Kinsely en Hendrik Hertzberg elkaar af als hoofdredacteur en werd het interessanter. Het blad was altijd spannend, vaak verrassend, menigmaal ergernis wekkend. Maar het was verplicht leesvoer voor wie wilde weten wat er omging in Washington en in hele of half intellectuele kringen. Interessant was altijd het laatste derde deel van TNR met boekbesprekingen en sociaal culturele artikelen, lange tijd geëdit door Leon Wieseltier, die net als Peretz behept was met onvoorwaardelijke Israëlliefde, maar meestal interessant bleef (Wieseltier raakte in de 21ste eeuw de weg kwijt en kreeg in 2017 een flinke Metoo klacht aan zijn broek, die hij erkende). Die besprekingen waren altijd interessant, dichter bij de New York Review of Books dan de wat magere versie die onze eigen Groene ervan maakt.

Andrew Sullivan, een katholieke conservatieve homo, gaf als hoofdredacteur het blad een andere richting, niet helemaal onwelkom in Clintons Amerika. Kinsley vertrok om Slate op te zetten, dat zeker in het begin het meest verfrissende digitale blad was. In die jaren steunde TNR de derde weg van Clinton en was het blad onvoorwaardelijke steunpilaar voor senatoren als Joe Lieberman, en in het algemeen, voorstander van een havik-achtige buitenlandse politiek. Dit laatste was onder Reagan al het geval, vandaar dat het blad op dat terrein altijd dicht bij de Republikeinse president bleef, inclusief onnadenkende steun voor het destructieve beleid van Reagan in Midden Amerika.

In de 21ste eeuw verloor het blad steeds meer lezers en Peretz verkocht het in 2007 om het twee jaar later weer terug te kopen en een PDF vorm te bieden. Chris Hughes, een Facebook rijkaard zonder journalistieke achtergrond kocht het in 2012 en ging het als speeltje behandelen. De redactie vertrok. Een noodlijdend bestaan als niet vreselijk belangrijk digitaal medium is wat rest.

Ik schrijf hierover omdat een concurrente van TNR, The Weekly Standard, deze week de nek is omgedraaid. TWS was het laatste nog op papier verschijnende blad in deze politieke sfeer (The New Yorker biedt mooie verhalen maar is niet exclusief politiek). Het was opgezet als conservatief antwoord op TNR in de jaren negentig, gefinancierd door Rupert Murdoch. TWS kreeg neoconservatieve hardliners als Fred Barnes en conservatieve bobo William Kristol als uithangborden. Onder het bewind van de Bush/Cheney bende was The Weekly Standard net zo belangrijk voor de meningsvorming als TNR dat was in de jaren tachtig. Voorwaarts naar Irak – dat soort werk.

Kristol ziet zichzelf altijd graag als de kingmaker van de conservatieven. Hij was de grootste fan van McCain als presidentskandidaat in 2000 en 2008, en van Joe Lieberman als vp kandidaat in 2000 en een soort cross party kandidaat in 2008. Buitenlandse politiek was altijd Kristols ding, Barnes was meer een traditionele kleine overheids Republikein maar hij verloor de kritische vermogens die hem in de jaren tachtig een goed journalist maakten. Murdoch had zijn interesse verloren nadat hij de Wall Street Journal had gekocht en op die manier een veel invloedrijker medium in bezit had om politiek te bedrijven (de opiniepagina van de WSJ is afgrijselijk, de verslaggevende journalistiek nog steeds behoorlijk goed). Hij verkocht een deel van  TWS.

Kristol maakte zich belachelijk door in 2008 Sarah Palin naar voren te schuiven als vp kandidaat. De oneindige domheid van de kandidaat stoorde hem niet, hij zag het als een mogelijkheid om de boze blanke kiezer (toen al) wakker te schudden en zijn favoriet McCain te laten winnen in een race die tot mislukken gedoemd was. John McCain maakte de grootste fout van zijn leven door Kristol te volgen – maar hij had ook zonder Palin wel verloren. Praatjes over Democraat Joe Lieberman als McCains vp kandidaat waren niet meer dan dat.

Het logische vervolg op Kristols Palin-onderneming is natuurlijk de vleesgeworden psychopaat in het Witte Huis, Donald Trump. Maar Kristol en zijn Weekly Standard hadden moeite om te zien dat Trumpisme en Trumpistan logisch volgde op hun anti-overheidspropaganda. Ze waren altijd anti-Trump en wonden daar geen doekjes om. Hoe terecht hun bezwaren ook waren, de Republikeinse ruggengraatloze politieke elite in Washington wilde niet iedere week lezen dat hun held een hork was die van toeten noch blazen wist. En nu is het dus afgelopen met het enige blad waarin op denkende wijze vanuit conservatief perspectief de Trump ramp werd geanalyseerd. 

In zekere zin hun verdiende loon. Na het pushen van de destructieve Republikeinse agenda heeft The Weekly Standard geoogst wat ze gezaaid heeft: een psycho en een partij die de psycho aanbidt. Het einde was te voorzien. Er zijn immers geen denkende conservatieven meer in politiek Washington. Maar toch, als journalist betreur ik het verdwijnen van alweer een gedrukt orgaan.

Mulvaney chief onder-pscyho

I’m on a roll! Eerder deze week voorzag ik dat Teresa May de stemming van de Conservatieven zou overleven. En ik zette mijn geld (als ik dat had ingezet) op Mick Mulvaney als nieuwe chef staff voor de psycho. 

Dat wil niet zeggen dat May gered is of dat haar deal er komt. Puur vanuit inhoudelijke overwegingen zou ik het liefst een tweede referendum zien waarin nu niet dronken Engelsen (dronken van hun idee dat ze een wereldrol kunnen spelen) zouden beslissen dat ze dom, dom, dom en dronken waren en nooit naar clowns als Boris Johnson en Jacob Rees-Mogg hadden moeten luisteren. Als niet verder denkende nou-is-het-wel-mooi-geweest populist hoop ik dat een no deal Brexit over hen heen rolt. De verdeeldheid in de Conservatieve Partij zal niet worden opgelost. Wie wil dat gezeik nog eens vijftig jaar aanhoren?

Overigens is Mulvaney een van de meest destructieve personen in de regering Trump. Hij noemt zichzelf een ‘right wing nut job’ en dat is niets te veel gezegd. Behalve dat hij voor een idioot behoorlijk effectief is. Effectief in het kapotmaken van de overheid, want daar is Mulvaney goed in.

Als afgevaardigde was Mulvaney een criticus van elke vorm van overheidstekorten (behalve als ze werden veroorzaakt door Republikeinse presidenten), als begrotingsdirecteur van de psycho (gewoon een nut job) zorgde hij voor de grootste tekorten ooit. Als bijbaantje zorgde hij het afgelopen jaar voor de ondermijning van het consumentenbureau dat valse financiers en bankiers (dat is dubbelop) in toom moet houden.

Het lijkt er op dat Chris Christie, ex-gouverneur van New Jersey en hopeloze windbuil, de baan niet wilde. Hij zou donderdag een uur gesproken hebben met de psycho maar vrijdag nee gezegd hebben op advies van anderen die Christie ervan overtuigden dat er geen eer aan te behalen viel. Je zou denken dat Christie weinig te verliezen had, geen eer in elk geval, maar hij durfde het toch niet aan.  

 

Guantanamo: we mogen de zwarte vlek op Amerika’s groezelige blazoen niet vergeten.

In The Guardian vandaag een verhaal over de oudste gevangene in Guantanamo Bay, een man van 71, nooit aangeklaagd laat staan voor de rechter verschenen. Hij zal er waarschijnlijk doodgaan, zegt de krant.

Onder het regime van de psycho president hebben we al twee jaar niets meer gehoord van deze zwarte vlek op Amerika’s toch al niet al te schone blazoen. De laatste keer dat Trump het er over had was in de State of the Union toen hij de minister van Defensie opriep de gevangenis zonder uitgang te behouden. Een loze oproep want nadat president Obama bij zijn oprechte pogingen om deze martelkamer te vervangen door een normale rechtsgang door het Congres gedwarsboomd was, ligt elke vorm van actie er omheen stil.

‘Guantanamo symboliseert nu martelpraktijken, rendition (opgepakt en afgevoerd worden naar geheime of niet door de wet gecontroleerde gevangenissen) en onbeperkte gevangenhouding zonder aan klacht of proces,’ zegt een woordvoerder van Amnesty International. Precies, en daarom moet u ook Amnesty helpen met een bijdrage of lidmaatschap. 

In Saoedi Arabië, Egypte en Turkije, om maar een paar landen te noemen, houden ze er gelijke praktijken op na – vastzetten zonder aanklacht, vasthouden zonder proces en in het land van Mohammad bin Salman gewoon moord – en het is nodig dat we daar aandacht aan blijven besteden. Dat de president van het machtigste en voorheen meest aan de rechtsstaat toegewijde land steeds meer autoritaire leiders met dubieuze praktijken omarmt, mag daar niet aan afdoen. Integendeel, het moet ons extra actief maken.

Voor Amerikanen is het inmiddels een vergeten onderwerp geworden. Over die veertig man maakt niemand zich druk. De oorlog tegen terrorisme is inmiddels voorbij, al gaat hij zonder die naam en minder zichtbaar wel degelijk door.

Het artikel in The Guardian stemt triest, op veel niveaus. Je zou er een voorstander van de doodstraf van worden, dan heb je tenminste recht op een proces. Deze mensen zijn levend doodgemaakt.

Trump ontmoet niet-acolieten, niet-brownnosers en niet-hielenlikkers. Hint: liep niet lekker.

That was fun! De psycho ontving senator Schumer en Speaker to be Pelosi in het Oval Office. Na twee jaar omringd te zijn door acolieten die als je de tafel  van de kabinetsleden rond ging hem stroop om de mond smeerden, kreeg hij ineens tegenstand.

De Democraten bereikten wat ze wilden. Het kostte geen moeite. Trump zag er, eh, laten we zeggen, onpresidentieel uit (over Pence hebben we het maar niet, die kan alleen maar hopen dat Trump zich zo opwindt dat hij dood neervalt). Verder was hij bereid om de sluiting van de overheid – nooit populair, zelfs niet bij de malloten van de Tea Party die niet eens weten wat de overheid doet – voor zijn rekening te nemen.

Bijnamen verzinnen, de Speaker met Nancy aanspreken? Trump kreeg een koekje terug toen Pelosi de Trump-sluiting introduceerde. Hij leek verrast en had in elk geval geen weerwoord, behalve na uitlokking door Schumer de sluiting geheel de zijne te maken.

Pelosi deed net of ze beleefd was maar maakte ondertussen keer op keer duidelijk dat het Congres Republikeins is. Ze kunnen op zijn minst een poging doen de Trump begroting aan te nemen. Ik had nog verwacht dat iemand zou vragen hoe het nou zat met de financiering van de muur door Mexico, maar dat bleef uit.

Good fun maar weinig belovend voor de komende twee jaar. 

May overleeft het wel.

Ik heb zo’n gevoel dat Teresa May morgen nog steeds premier van Groot Brittannië is en dus ook voor de komende twaalf maanden.

De redenering is dat een eventueel ontslag een veel groter probleem oplevert voor de Conservatieven (die overigens verantwoordelijk zijn voor alles door hun interne strijd over de EU) omdat er geen betrouwbare opvolger is. Johnson is zo’n idioot dat zijn collega’s in het parlement hem echt niet premier zullen maken, idem voor Rees. 

Er zijn wel andere kandidaten (zeker qua ambitie) maar een opvolger zal met een onoplosbare situatie zitten en besmeurd raken met Brexit chaos. Wie zit daar op te wachten – afgezien van Johnson die dit als zijn enige kans moet zien? Een andere, beter deal dan deze zit er voor iemand anders niet in – sterker, May heeft meer krediet in Europa dan wie dan ook van de opvolgers.

May heeft de beste kans om straks een simpele propositie aan het parlement voor te leggen: deze deal of no deal. Het zal de kans op een tweede referendum vergroten en dat is wat iedereen (May incluis) zou willen.

Corbyn is alleen uit op nieuwe verkiezingen. Ik denk niet dat hij die kan winnen wat zou kunnen leiden tot de ongelukkige situatie dat de partij die voor alle ellende verantwoordelijk is, de conservatieven, de macht houden. 

Ik zou mijn geld zetten op May morgen nog steeds premier.

Down en depressed in Cadzand Bad.

Tot mijn zestiende brachten wij de vakanties door in Cadzand Bad, op het randje van Nederland in Zeeuws Vlaanderen. Volgende stop, na het natuurgebied het Zwin, de oude dichtgeslibte doorgang naar Bruggen, is Knokke-Heist. In de jaren zestig was het een gemoedelijke familiebadplaats. We huurden het huis van de mensen die er woonden en die in het hoogseizoen zelf in de garage bivakkeerden. Mijn ouders, goed katholiek, sleepten ons mee naar een katholieke noodkerk, aan de andere kant van de dijk.

We speelde softbal op het veldje met de kinderen van de families die ieder jaar terugkwamen. We kenden elkaar en later vreeën we met elkaar. In Retranchement konden we eind jaren zestig naar een boerenschuur, Sarasani, waar de glorie van Nederlands pop optrad.

Onlangs was ik er terug. Nee, ik had niet verwacht dat het nog zou lijken op die jaren dat wij er vakantie vierden maar ik had ook niet verwacht dat ze er zo’n rommel van zouden maken. In onze beginjaren mocht je nog overal de duinen in. In een duinpannetje kon je luisteren naar Radio Caroline en Radio Londen. We speelden in een half weggezakte Duitse bunker.

In later jaren werden de duinen beschermd. Er kwam prikkeldraad, een keurig pad en de duinpannen waren taboe.  Begrijpelijk, duin is kwetsbaar. 

Kom nu terug en de duinen zijn compleet volgebouwd met patjepee appartementen, dure hotels. Op het strand zelf staat een lelijk bouwsel als permanente strandtent. Er wordt gebouwd bij het leven en het ene gebouw is al lelijker dan het andere. Het haventje is nu een jachthaven. Het winkelcentrumpje, in het midden van de boulevard, is er nog steeds en oogt nu zelfs charmant ouderwets, terwijl het indertijd als te modern werd ervaren.

De enige winkel die ik nog herkende was aan het begin van het dorp, als je uit Cadzand Dorp komt. Daar kochten we emmertjes, schepjes en een enkele vlieger. Het zit nu weggedrukt tussen bouwwerken in een vreemde Engels ogende stijl. De bouw heeft ook de minigolf die er ooit was overwoekerd.

Volgens Omroep Zeeland was een upgrade van Cadzand Bad hard nodig. Nu komen er meer en meer spenderende toeristen. De appartementen leveren meer OZB op. 

Je moet er van houden. Aan mij is het niet besteed. En als je over de platgeasfalteerde duintop wandelt (nauwelijks meer als zodanig te herkennen) moet je oppassen dat je niet door een bejaarde met een e-bike van je sokken wordt gereden. Een treurig gevoel houd je er aan over. Misschien moet je ook niet teruggaan naar plekken waar je als kind ooit van genoot. Dat is waar en ik gun het dorp zijn hogere belastingopbrengsten, maar waarom hebben ze in vredesnaam die duinen volgebouwd en geasfalteerd? Deprimerend.

Grafschrift voor de Pechtold Partij.

Wasili Hachchi, weet u nog, wat het D66 Kamerlid dat ineens opstapte, verdween en claimde te gaan gaan werken voor de Clinton campagne. De dame was duidelijk over haar toeren, eerder meelijkwekkend dan de verontwaardiging waard die de media over haar uitstortten.

Ze neemt nu een beetje wraak door haar verhaal te vertellen in HP/de Tijd. Ik heb het niet helemaal gelezen maar de essentie ervan komt me zeer bekend voor. Alexander Pechtold domineerde de partij en was zelf zo onzeker dat hij, zeker in het begin, iedere buitenstaander (niet de Pechtold/Van Mierlo groupies club) wantrouwde. Hij omringde zich met jaknikkers, zowel in het partij bureau als in de kamer. Niemand mocht in de media optreden behalve de grote leider zelf.

In de korte tijd dat ik iets met Pechtold en zijn D66 had te maken had ik precies dezelfde ervaring. Wat ik deed was niet mijn baan, zoals bij Hachchi, maar de verstikkende atmosfeer van de Pechtoldgetrouwen, ja, die is geweldig herkenbaar. De manier waarop alles werd dichtgetimmerd en door een plooibaar congres werd geloodst. De kamerleden die werden ingehuurd op betrouwbaarheid en deskundigheid en niet op volksvertegenwoordigerskwaliteiten, waardoor ze voornamelijk hulptroepen van Pechtold waren.

Enfin, hieronder een paar artikelen over die tijd – het zal u ook niet onherkenbaar overkomen. Ik heb D66 inmiddels al weer lang achter me gelaten als een onmogelijke partij van mensen die het tamelijk goed voor elkaar hebben. Ze zijn, denk ik, door Pechtold in een positie gelokt waarin het, zoals zo vaak, weer bergafwaarts zal gaan met de partij. Hij heeft noch programmatisch, noch personeel voor enige diepgang gezorgd. Jongeheer Jetten, zoals ook eerdere D66 leiders door de baas naar voren geschoven (Van Mierlo deed dat ook), zal in dit proces moeite hebben te overleven.

Een paar achtergrondverhalen uit de afgelopen jaren.

Pechtold heeft D66 niet gered. Het is nog steeds de jo-jo partij die Van Mierlo maakte.

Waarom ik mijn lidmaatschap van d66 heb opgezegd

D66 moet meer zijn dan de Pechtold partij

Hoe D66 een doodgewone middenpartij werd voor goede opgeleide, mondige burgers

 

 

 

Enkel een tijdelijke chefstaf voor de psycho?

Blijkbaar heeft Nick Ayers het aanbod om chefstaf te worden van de psycho niet aangenomen (zegt de NYT vanavond). Hij wil het alleen op tijdelijk basis doen. Een beetje een rare situatie want de omgeving van Trump weet al lang dat Kelly weggaat. Ik weet niet of ik Ayers moet geloven, misschien wil hij gewoon kijken hoever hij komt met een psycho als klant.

Ik zou nog steeds mijn geld zetten op Mick Mulvaney, die als begrotingsdirecteur en fanatiek, ja heel fanatiek, tegenstander van begrotingstekorten bereid was om Trump de begroting te laten opblazen. Daarna heeft hij, in een dubbelfunctie het bureau van consumentenbescherming tegen banken en financiers mogen mollen. Daar zit nu een opvolgster die doet wat hij vertelt dat ze moet doen.

Mulvaney is beschikbaar, machtsgeil en heeft geen principes. De enige reden waarom hij niet bereid zou zijn om de psycho dagelijks te begeleiden is dat het onbegonnen werk is.