Karl Marlantes schreef met Matterhorn een van de beste fictie/non fictie boeken over de oorlog in Vietnam (klik hier voor bespreking), samen met James Crumley’s One to Count Cadence en Philip Caputo’s A Rumor of War. In de NYT schrijft hij vandaag een indrukwekkend essay over hoe die oorlog de Amerikaanse samenleving ondermijnde, misschien fataal.
De oorlog nam het vertrouwen weg. De overheid loog, over de aanleiding, over de body counts, over het licht aan het einde van de tunnel. Toen verraste dat nog. Er was nog vertrouwen dat verloren kon gaan. Sindsdien, na de criminele onderneming van Kissinger en Nixon, en nu een president elect voor wie liegen a way of life is, gelooft de burger zijn overheid niet meer. Dat heeft, zegt Marlantes, directe gevolgen.
Je kunt geen wegen aanleggen, verzekeringen regelen, een man op de maan zetten zonder het vertrouwen van de burgers. Republikeinen hebben dat vertrouwen ondermijnd door decennia valsheid, Democraten door dat vertrouwen keer op keer te beschamen.
Marlantes pleit voor een dienstplicht. Vietnam verbond groepen in de samenleving, was een bron van racisme maar vooral een bron van verbinding. De oorlogen in Irak en Afghanistan, gebouwd op leugens, werden gevoerd door een zogenaamd ‘all volunteer’ leger, in werkelijkheid een beroepsleger waarin de laagst opgeleiden, de laagste inkomens er op uit gestuurd worden. De oorlog in Irak werd door de meeste Amerikanen niet beleefd, het was iets op afstand. Our troops deserve respect, yeah, als ik ondertussen maar gewoon door kan gaan met grof geld verdienen.
Het artikel van Marlantes is een eerste zet in een serie die de NYT gaat maken over de jaren 1967 en 1968, ook in mijn beleving de jaren die Amerika compleet veranderden. Ik heb in 2016 geschreven over de wraak van de jaren zestig en de geest van Nixon die in deze campagne van twee treurige baby boomers te zien was (klik hier). Deze serie belooft nieuwe inzichten in waar het fout is gegaan.