De staatsgreep van Trump/Musk die nu gaande is, was te voorzien. Hij past in een langere trend van radicale ideologen (je kunt ze niet meer conservatief noemen) om de macht van de president absoluut te maken en die macht vervolgens te gebruiken om de samenleving vorm te geven op een manier die hun belangen dient.
Ik schreef daarover na Trumps eerste termijn in mijn boek De Amerikaanse president. Geschiedenis van het machtigste ambt ter wereld.

Hieronder een deel van de tekst over dit onderwerp.
De unitary presidency
In de loop van de twintigste eeuw zijn presidenten een steeds grotere rol gaan spelen, in Amerika en in de wereld. Of de macht van de president daarmee in de pas loopt, is een kwestie van interpretatie. Want nog steeds is de grondwet hetzelfde, en er moet heel wat tussen de regels door worden gelezen om wat daar staat toepasbaar te maken op de moderne tijd.
Hoeveel macht heeft een president eigenlijk? Richard Nixon had er wel een gedachte over. ‘When the President does it, that means it’s not illegal’, zei hij in een interview met de Engelse journalist David Frost, drie jaar na zijn aftreden. Er zijn weinig juristen of politici die daarin meegaan, dit is de taal van autoritaire leiders. In een aantal opzichten was Donald Trump een reïncarnatie van Nixon. Volgens president Trump had hij onbeperkte macht: ‘Artikel II staat me toe te doen wat ik wil’. Het is enkel aan zijn terughoudendheid te danken, suggereerde Trump, dat hij die macht niet onbeperkt gebruikte. Feit is dat hij dankzij de coulance van zijn eigen partij in het Congres macht heeft kunnen pakken waarvan andere presidenten enkel konden dromen, met enkel de rechtelijke macht als rem op zijn gedragingen.
Macht en opportunisme gaan hand in hand, het was nooit anders. Republikeinen roepen ach en wee als een Democraat in het Witte Huis zit, als hun eigen man er zit, zoals Bush-43 en Trump, hebben ze geen scrupules over het gebruik van macht. En omgekeerd, al is het niet partijdig te zeggen dat de Democraten dit spel minder hard spelen.
Donald Trumps minister van Justitie William Barr geloofde in de theorie van een krachtige uitvoerende macht, onder juristen bekend als de theorie van unitary executive. Aanhangers ervan betogen dat de grondwet aan presidenten breed gezag geeft over de uitvoerende macht, inclusief het ontslaan van hoofden van bureaus of van ministers om welke reden dan ook. Barr gebruikte deze theorie om Trumps ontslag van FBI-directeur James Comey te verdedigen, for cause, zei Barr. Trump zelf had laten doorschemeren dat hij Comey enkel ontsloeg omdat de FBI-directeur weigerde een onderzoek naar mogelijk onwettige activiteiten stopzetten. Volgens Barr was dat niet ‘obstruction of justice’. Als Barrs redenering was gevolgd dan had Trump ook speciale aanklager Robert Mueller kunnen ontslaan, het was echter Trumps geluk dat zijn assistenten, die meer gevoel hadden voor normen en wat wel en niet kon, hem weerhielden.
Het interessante is dat juist conservatieven, toch geen voorstanders van een sterke overheid, een krachtige uitvoerende macht verdedigen met de theorie van unitary executive. Ze citeren twee clausules in artikel II van de grondwet als bewijs dat de Founding Fathers dit voor ogen hadden: de vesting clause en de take care clause. De vesting clause, de eerste regel van het artikel over de president, stelt dat ‘the executive power shall be vested in a President of the United States of America’. Vested kan breed vertaald worden als ‘ondergebracht’ zonder veel mitsen en maren. Rechter Scalia van het Supreme Court stelde in een van zijn opinies ‘dit betekent niet een deel van de uitvoerende macht, maar de gehele uitvoerende macht’. De take care clause zegt dat de president de taak heeft te zorgen dat de wetten getrouw worden uitgevoerd. Volgens de unitary executive-theorie zou het betekenen dat de president en de president alleen de verantwoordelijkheid heeft voor het uitvoeren van wetten.
Persoonlijke verantwoordelijkheid
Het politieke argument voor de unitary executive stelt simpelweg dat de kiezers de president de uitvoerende macht hebben gegeven en dat hij die kan gebruiken tot de volgende verkiezingen. Als de kiezers het niet bevalt, kunnen ze hem wegsturen. Deze redenering maximaliseert de persoonlijke verantwoordelijkheid van presidenten voor het functioneren van uitvoerende macht. Maar dan wordt het wel bijzonder lastig de grenzen ervan vast te stellen, laat staan te behouden. Je kunt zonder theorie en met evenveel recht zeggen dat andere delen van de grondwet, zoals die over advice and consent een gedeelde macht suggereren. Dat je checks and balances ondermijnt door het openbaar bestuur het exclusieve terrein van de president te maken.
Het laat zich raden dat presidenten deze theorie aantrekkelijk vinden. Ze houden van korte en duidelijke lijnen van gezag, voor zichzelf. Unitarians betogen niet dat de staat te sterk is of dat government te groot of te machtig is, maar enkel dat te weinig ervan onder directe controle van de president valt. Iedere president sinds Washington heeft een vorm van dit soort denken omarmd. Ieder Congres vroeg zich af waar de grens te trekken.
Dat het debat over presidentiële macht in de loop van de twintigste eeuw scherper werd, had alles te maken met de uitgedijde overheid en met Amerika’s rol op het wereldtoneel. Een goed voorbeeld is de macht van de president om oorlogen te voeren. De macht om oorlog te verklaren ligt bij het Congres, maar de oorlog in Vietnam was al jaren gaande, zonder oorlogsverklaring, toen Richard Nixon van maart 1969 tot mei 1970 geheime bombardementen uitvoerde op Cambodja, het buurland van Vietnam.
Het Congres reageerde verontwaardigd en duwde terug door in 1973 de War Powers Act aan te nemen, die de vrijheid van de president om Amerika te laten deelnemen aan een gewapend conflict beperkte. Hij moest het Congres binnen 48 uur op de hoogte brengen en binnen zestig dagen officiële toestemming krijgen van het Congres. Nixon sprak er zijn veto over uit, maar dat werd weggestemd. De alles ondermijnende Nixon vond het ook normaal om de belastingdienst te gebruiken om zijn vijanden dwars te zitten.
In de jaren na Nixon probeerde het Congres de imperial presidency aan banden te leggen. Geheel voorspelbaar probeerde de volgende president, Gerald Ford, die pogingen weer te dwarsbomen. Dick Cheney en Donald Rumsfeld, later respectievelijk vicepresident en minister van Defensie onder Bush-43, werkten in die tijd als assistenten van Ford. Ze duwden de president toen al in de richting van onbeperkte macht. Later zochten en vonden ze er een theorie bij die van de unitary executive. Deze werd voor het eerst expliciet geformuleerd in de regering van Bush-43. Zijn huisjurist, John Yoo, gebruikte de theorie om martelpraktijken in het kader van de ‘oorlog tegen terreur’ te rechtvaardigen. Het was ook de rechtvaardiging voor het vrijwel onbeperkt afluisteren van burgers, zoals dat door klokkenluider Edward Snowden werd onthuld. Alles mocht, als de president het nodig vond.
De deep state
Onder de regering-Trump werd deze theorie afgestoft en opgetuigd om een ongedurige president te plezieren. Zei Harry Truman nog dat zijn belangrijkste taak was te masseren en te praten en mensen te laten doen wat ze zouden moeten doen, Donald Trump vond gewoon dat zijn wil wet was en verwachtte dat iedereen dan deed wat hij wenste. Zijn omgeving, met name adviseur Steve Bannon, klaagde dat de kaarten geschud waren tegen de president. Controle door het Congres was okay, als procedure achteraf, maar in Bannons visie was een oppermachtige president onmisbaar om het Congres te disciplineren, de uitvoerende macht in zin breedte ondergeschikt te maken, democratie te versterken, en grondwettige regering te herstellen. Ten behoeve van Trump, geen geweldig theoreticus, vatte Bannon het handzaam samen in de perfide macht van de deep state, de permanente bureaucratie die de president de voet dwarszitten. In de woorden van Bannon was de doelstelling de ‘deconstructie van de administratieve staat’.
Critici stellen dat unitary executive een imperial presidency is onder een andere naam, een denkwijze die het goed functioneren van de overheid en de samenleving in het algemeen bedreigt. Zij stellen dat het Congres zo wordt ontlopen, wat de te gevaarlijker is nu dat zich in de partijdige sfeer heeft laten terugdringen in een ondergeschikte positie als de eigen partij in het Witte Huis zit. Onmiskenbaar ondermijnt het het checks and balances-systeem. Ze stellen dat het in de praktijk een vrijbrief lijkt voor arbitrair optreden en persoonlijke stellingnames. De theorie leidt tot autoritaire leiders zoals Trump en maakt van verkiezingen een kooi waarin de rest van de samenleving zit opgesloten. Je kunt wel zeggen dat kiezers weten waar ze aan beginnen. In de aanloop naar de presidentsverkiezingen van 2024 liet Trump weten dat er een plan klaar lag, Project 2025, om op de eerste dag van zijn presidentschap 50.000 federale werknemers te ontslaan.
Een redelijker uitleg van de grondwet zou je de republikeinse theorie noemen. Dit alternatief is gebaseerd op samenwerking in de uitvoering van beleid dat de verantwoordelijkheden tempert. Het idee is dat in een republiek het algemeen belang iets is dat vanzelf opduikt, niet iets dat door iemand wordt opgelegd. Is een dergelijke staat zwak? Wel in de zin dat de scheidslijnen tussen macht en verantwoording complex zijn en door elkaar lopen, maar het is ook een systeem dat kan omgaan met aanzienlijk diepte. Er valt veel te zeggen voor een staat met diepe ervaring en deskundigheid.
Natuurlijk is het waar dat er een permanente bureaucratie is. Dat is maar goed ook. De rechtszekerheid en een zekere mate van stabiliteit van bestuur vereisen continuïteit. Zo geformuleerd kun je moeilijk tegen een deep state zijn, in de zin van een sterke permanente bureaucratie, diep in staf, diep in normen, diep in kennis, diep in benoemingen en diep in overzicht, zoals een recent boek het formuleerde. Gezag gebaseerd op kennis, ervaring, neutrale competentie, besluitvorming op basis van informatie, respect voor professionele expertise en beoordeling, regels en een gereguleerd proces: het zijn waarden die de uitoefening van macht depersonaliseert en die sinds eind negentiende eeuw, het begin van de Progressive Era, breed omarmd werden. Functionarissen beloven trouw aan de grondwet, niet aan een president.
Ultieme showdown
Aan Trump waren ze niet besteed. De coterie rondom de president begon deep state te gebruiken als catch all term voor gebrek aan succes. Als de wereld na 20 januari 2017 niet onmiddellijk veranderde dan kwam dat omdat perfide ambtenaren met een langere carrière dan een presidentiële termijn de agenda van de president frustreerden. Voor Trump was het onderzoek van Mueller naar de mogelijke Russische betrokkenheid bij de Trump-campagne de ultieme showdown met zijn vijanden in de deep state. Hij was ervan overtuigd dat geen van de instellingen van de overheid hem had geaccepteerd, laat staan de Democraten en het establishment. ‘Washington’, in één woord. Trump en zijn aanhangers haalden hun neus op voor expertise, geloofden niet in onpartijdigheid en in het algemeen wantrouwden ze alles dat de president niet kon controleren. Tijdens de corona-crisis leidde deze afkeer van deskundigen tot zigzagbeleid en veel meer doden dan nodig. Al snel ging Trump de viroloog Dr. Fauci gebruiken als verpersoonlijking van de wereld van deskundigen die hem dingen wilde laten doen die hij eigenlijk niet wilde.
De president zette de deep state neer als deel van een anti-democratische samenzwering, iets dat ze in zijn ogen bevestigde door informatie te lekken naar de media en het Congres, door anoniem opiniestukken te publiceren en door klokkenluidersklachten in te dienen. Zo kwam Trumps chantage van de Oekraïense president aan het licht. Inderdaad, er was sprake van een oorlog tussen Trump en de deep state, in dat opzicht bewees Trump zijn eigen stelling. Maar die oorlog was een zichzelf vervullende profetie. Je kunt niet van deskundigen en onpartijdige bureaucraten verlangen dat ze zich willoos laten sturen als hun deskundigheid of hun integriteit wordt aangetast. De almacht van de president stuitte hier op de grenzen die een samenleving gedurende de lange termijn heeft aangebracht, als een vorm van zelfbescherming. Zo werd de belangrijkste uitvoerende functionaris, de chief executive, de vijand van de uitvoerende kracht van Amerika.