Geklaag over buitenlanders of onaangepaste nieuwkomers is van alle tijden. Zo stak Benjamin Franklin, een van de Founding Fathers, in 1750 een klaagzang af over de Duitsers in zijn staat. Volgens deze ruimdenkende drukker, uitvinder, schrijver, politicus, diplomaat en later charmeur aan het Frans hof, was minstens een derde deel van de bevolking van Pennsylvania van Duitse afkomst.
Deze nieuwkomers, vond Franklin, waren het uitschot van hun land, mensen die iedereen graag zag vertrekken. ‘De grootste dommeriken van hun eigen natie', zei Franklin. Hij beschuldigde hen van ‘schurkenstreken' en ‘domheid', hoewel Franklin toegaf dat ze wel zo slim waren dat ze in verkiezingstijd ‘in grote aantallen op komen zetten en alles winnen'. Wat hem bovenal irriteerde was dat die verdraaide Duitsers vasthielden aan hun eigen taal en cultuur. Hoe is het mogelijk dat we in de straten van Philadelphia tweetalige naamborden hebben, monkelde Franklin. Waarom, vroeg Fanklin, ‘moeten wij die Paletijnse Dommerikken accepteren in onze nederzettingen', als ze door allemaal bij elkaar te gaan zitten ‘hun taal en gewoontes behouden en die van ons uitsluiten'? ‘Waarom zou Pennsylvania, gesticht door de Engelsen, een kolonie worden van de Vreemdelingen, die binnenkort zo talrijk zullen zijn dat ze ons zullen Germanizeren in plaats van dat wij hen Anglificeren, en die nooit onze Taal of onze Gewoontes zullen overnemen, net zomin als ze in staat zijn onze huidskleur te verwerven?'
In zijn vermenging van nativisme en racisme was Franklin een interessante voorloper op vele generaties immigranten bashers. Alleen was de Founding Father te verstandig om er in de praktijk niet soepel mee om te gaan. Hij leerde Duits lezen, want hij wilde weten wat er te koop was in de Duitse gemeenschap. Altijd kien op wat te verdienen, en misschien ook om politieke invloed uit te oefenen, begon Franklin zelfs een Duitstalige krant, de Philadelphische Zeitung. Hij stopte er al snel weer mee, om de Eengelstalige Pennsylvania Gazette te starten, die succesvoller zou blijken. Engels zou ook beter beklijven dan het Duits, hoewel er tot aan het begin van de twintigste eeuw in de Verenigde Staten Duits gesproken zou worden.
Wat de aantallen betreft had Franklin gelijk. Het stikte van de Duitsers in Pennsylvania. De eerste families waren in 1683 aangekomen, onder leiding van ene Francis Patorius. Deze Patorius was een piëtistische jurist die van een groep kooplieden in Krefeld opdracht had gekregen een nederzetting op te zetten in Pennsylvania. Zij reageerden op een campagne van William Penn om Pennsylvania in de markt te zetten – een anachronisme maar zo mag je de pogingen van Penn om zijn kolonie te promoten toch wel noemen. Penn, de stichter en eigenaar van de kolonie, was een Quaker, overtuigd van ieders recht om naar believen zijn eigen geloof te beleven.
In eerste instantie was Pennsylvania niet veel meer dan Philadelphia, de stad van de broederlijke liefde. Het werd echter een trefpunt voor kolonisten die de Puriteinse geloofsijver en de autoritaire intolerantie in New England niet konden verdragen. Zestig jaar later was dat nog steeds zo: het was de reden dat Benjamin Franklin als jongeman Boston ontvluchtte.
Penn noemde zijn kolonie een ‘Heilig Experiment', met vrijheid van geloof, democratisch bestuur en een rijk en vruchtbaar achterland. Toen Patronius de oude Penn ontmoette, bekeerde hij zich acuut tot de Quakers. De Duitsers die met Patronius kwamen waren de voorhoede van een golf die tussen 1710 en 1750 aankwam, met onder andere Amish, Mennonieten, Moraviërs, Dunkers en Schwenkfelders. Deze later aankomende Duitsers vestigden zich niet meer in het door Patronius gestichte Germantown, naast Philadelphia, maar in de vruchtbare landbouwstreken verder naar het westen. In Lancaster County wonen daar nu nog de nazaten van die Amish en Mennonieten, manhaftig pogend om de moderne wereld buiten de deur te houden.
De push factoren achter deze Duitse immigratie – de redenen waarom mensen vertrokken – zullen we keer op keer zien terugkomen. De Duitsers waren gewoon de eersten in een lange rij Europeanen. In het begin van de achttiende eeuw waren strenge winters, oorlogen en overbevolking de redenen voor duizenden om huis en haard te verlaten. De meeste Duitsers, kwamen onder de voorwaarden die we eerder beschreven als ‘redemptioners'. Meestal werden ze gekocht door andere Duitsers.
De invloed van de Duitsers moeten we niet onderschatten. We zullen het nog hebben over de hamburger, het bier en de vele Duitse namen in de regering Bush, maar laat ik hier volstaan met de mythe dat Amerika mogelijk een Duits sprekende natie had kunnen worden. Wie de geschiedenis van de achttiende en negentiende eeuw bestudeert, komt erachter hoeveel Duits er werd gesproken en hoe hard de Duitsers probeerden dat zo te houden.
Zelfs doet het verhaal de ronde dat er ooit is gestemd (de jaartallen variëren van 1776 tot 1850) om Duits de primaire taal te maken van Amerika. Het is wat we nu een broodje aap zouden noemen. In de negentiende eeuw werd dit verhaal uit ten treure gereproduceerd door lieden die de Duitse erfenis wilden promoten. Anderen haalden het boven water als ze in het kader van het Spaans op de gevaren van tweetaligheid wilden wijzen. Dit soort verhalen zijn gebaat bij saillante details. Zo zou de wet om Duits de taal van Amerika te maken zijn verworpen omdat één enkele afgevaardigde even naar het toilet was. Oh, horror, zonder een pispauze voor deze afgevaardigde had Amerika zo maar het grootste Duits sprekende land van de wereld kunnen zijn!
Het is een onzinverhaal, al zegt het wel wat over de rol van Duitsers als immigranten. Feit is dat in januari 1795 het Congres stemde over een voorstel om de federale weten zowel in het Duits als in het Engels te drukken. De mythe zal wel zijn ontstaan om een motie om het debat op te schorten met één stem werd verworpen. Een maand later werd de hele wet afgewezen. De stemverhoudingen zijn niet bekend maar afgevaardigde Thomas Hartley uit Pennsylvania zou hebben gesteld dat ‘het misschien wel goed zou zijn als Duitsers Engels zouden leren; maar als het de bedoeling is om nuttige informatie te verschaffen, dan zouden we het moeten doen in een taal die wordt begrepen. De Duitsers die al wat ouder zijn kunnen onze taal niet in één dag leren. Het zou aardig zijn als de overheid deze mensen ook van informatie zou kunnen voorzien.' Hij wees erop dat bij de Whiskey Rebellion in zijn staat veel mensen niet wisten wat de officiële regels waren. Kortom, aan de orde was niet meer dan het schrijven van overheidsbrochures in meerdere talen – een verbazend actueel probleem.
In delen van het Midden Westen waren er in de tweede helft van de negentiende eeuw wel degelijk twee talen wetten. De Duitse Amerikanen probeerden via hun scholen Duits in leven te houden (zoals ook de Hollanders dat lang probeerden), wat leidde tot nogal wat anti-Duits sentiment. Pas na de Eerste Wereldoorlog wordt dit tweetalig monster definitief opgeborgen – en niet omdat de Duitstaligen dat toen graag wilden. Ik kom er nog op terug. Tegenwoordig is Spaans de grote boeman en het is frappant om de argumenten te zien: allemaal al eerder gehoord. Overigens kwam het Supreme Court eraan te pas om uit te spreken dat ‘English only'-wetten die sommige zeloten vervolgens invoerden, in strijd met de grondwet waren. Met andere woorden, je hoefde niet op straat of in de kerk alleen maar Engels te spreken.